Ons Tweede Huis

                                      La Cigogne 8 juli 1981

 

Het toegangshek draait moeizaam open

Klimplanten hebben zich om de scharnieren vastgezet

Onkruid is opgegroeid, daar waar het hek moet draaien

Van het veld vliegen de vogels verstoord op

Drie, vier, nee zes eksters hebben hier hun speelterrein

En dwars over de plavuizen van het straatje

Via een gaatje in de deur

Hebben mieren een pad gevonden naar de voorraadkast

In de gootsteen liggen de keutels van de zevenslapers

Het raam is dichtgegroeid met klimop

En laat nog slechts een groenig schemerlicht binnen

Hagedissen bekijken met opgericht hoofd, bewegingloos

De aankomst van de bewoners

Zelfs in rust, gespannen klaarstaand

Om tussen de stenen van het muurtje

Weg te schieten

 

De eerste wandeling over het terrein is een schermutseling

Het gras, het onkruid, hoog opgegroeid, verspert de toegang

Verbergt ritselende slangen, wellicht

In ieder geval wolken insecten

De zachte aanval van klittende kruipende zaaddeeltjes

Bramenstruiken slingeren zich om de enkels

Laten bloedende schrammen na

Doorns breken af in vingertoppen

De lucht vult zich met talloze allergoïde bestanddelen.

 

O, de ironie van actes, overdrachten, bezitspapieren

Het lijkt alsof de strijd voortdurend in ons voordeel uitvalt

We maaien flink wat weg, genieten van de rest

Ontginnen een gedeelte, planten tomaten en kruiden

Omringen ons met sierbloemen, leggen perkjes aan, slaan paaltjes

Maken zitjes

Maar de tijd werkt tegen ons

Nooit zullen we het winnen.

 

Wat is er tragisch aan een ruïne

Ik heb de oorlog meegemaakt, ik kan het weten

-         wanneer we dan uiteindelijk onze eigen huizen

-         hebben ingegooid

-         zie je het steeds weer gebeuren

-         zij hebben uiteindelijk gewonnen

-         zij nemen de macht over

Het tragische aan een ruïne is het onkruid

Dat overal de kop opsteekt

Het kan niet lachen

-         dat is een typisch menselijk trekje

Maar het gevoel dat het uitstraalt is hetzelfde

Het lacht zich rot.

 

Ons tweede huis, ons bestaan

Onze beschaving, één grote verzorgingsflat

De volgende bewoner staat al vol ongeduld te wachten

Uiteindelijk gaan alle gebouwen tegen de grond

En neemt het onkruid de macht over.


DE VAKANTIEGANGERS                   14 juli 1981

 

De stroom valt nu definitief niet meer te stuiten

De horde vakantiegangers  is aangekomen

Geholpen door het feit dat dit de enige zonnige plek

Schijnt te zijn van Europa

Hebben ze allemaal tegelijk ons dorp bevolkt

Op de landkaart valt het aan te geven met zwarte stipjes

Uitmondend in ’n zwarte vlek langs de kust

De stranden puilen uit

De kustlijn is bijna onzichtbaar door de vele lijven

Steeds dieper gaan ze de zee in

Hoewel ze meestal niet kunnen zwemmen

Het water staat ze tot de lippen

Zo nu en dan spoelt er zo’n stipje onder

Maar dat mag de grote zwarte vlek niet verhelpen

De nieuwe aanvoer compenseert zo’n verlies gemakkelijk.

 

Ook in de winkelstraten valt nauwelijks meer te gaan

Pa, voor de rest van de maand gekleed in korte broek en onderhemdje

Ma, de uitgezakte vormen extra getoond in strak zittend tricot

De kinderen voorzien van visnetjes, plastic drijfeenden

Hoedjes, emmertjes, ijsjes

De grote dochter draagt de luchtmatras

Pa, de vouwstoel en de parasol

Ma doet intussen de boodschappen

Het tempo ligt hoog, het schema laat weinig speling

’s ochtends strand tot twaalf uur

Boodschappen, koken, want ’t eten moet warm zijn

Afwassen. Korte siësta

Strand van drie tot vijf

Weer boodschappen, koken

Pa intussen jeu de boules plus apéro

Kinderen kattenkwaad op de camping

Acht uur eten – warm - afwas, uitpuffen

En dan de bungalowtent in.

 

Welke socialist heeft gevochten voor deze vakanties

Welke dwaas heeft hierin heil gezien voor de arbeider

 

En dan beperkt het zich natuurlijk niet tot deze klasse

Wat dacht je van de betere middenstander

Iets ouder al, vrouwtje thuis gelaten

Of gescheiden, of apart op vakantie

Voorzien van een metgezellin, beetje hoerig

Maar aantrekkelijk genoeg om het plaatje in te vullen

In ’t open sportwagentje, naast de krasse veertiger

Die zich met doodsverachting in het verkeer stort

Alles inhalend wat zijn gezichtsveld binnenrijdt

Nee, hij moet nergens heen, allen maar naar de bar

Twee straten verder

Voor een whisky on the rocks

Maar het rijden moet snel gaan

Al die plaatselijke boeren en die suffe buitenlanders

Weten niet wat snel leven is

Vooruit, de investering moet eruit

Het hotel is duur genoeg

Om van de restaurants niet te spreken

Dubbele prijzen, halve porties

En ’t vrouwtje is ook niet helemaal wat hij ervan had verwacht

En dan nog pijn in zijn rug

En zijn knie gestoten aan die vervloekte keien op ’t strand

 

Welke dwaas, welke idioot…..

 

En die hunkerende meiden die best iets zouden willen

Maar je kunt toch niet zomaar

En je wordt altijd aangesproken door de verkeerde jongens

En de leuke durven niet

Of zijn al bezet

En die twee weken zijn toch al zo om

En in plaats van mooi bruin ben ik helemaal verbrand

En ik had nooit met mijn beste vriendin op vakantie moeten gaan

Want nou moet ik alweer een andere beste vriendin zoeken

Zij wil aldoor topless zitten

En ze weet best dat ze mooiere tieten heeft dan ik

Ik ben zo ongelukkig, ik wilde dat ik weer op kantoor zat

 

Welke idioot…

 

Welke idioot trapt nog in die vuile verlakkerij

Die boetiekjes waar alles duurder is dan normaal

Die artiesten met hun kitschkoopjes langs de kade

Die restaurants met hun infecte hap

Die overvolle wegen, files in de brandende zon

Die vervuilde zee

Zwemmend tussen je eigen drollen

Stinkend naar chemisch vuil

Die pantoffelparade van alleen maar lelijke mensen

Die wantrouwend om zich heen kijken

Omdat ze weten dat de tegenpartij

Ze al schattend staat af te wegen

Op eventuele verdienste.




WINTERLANDSCHAP ’S OCHTENDS

 

                                      Amsterdam 16 dec. ‘75

 

 

De zon is een oranjerode schijf

Achter kunstig gerangschikte takken

Van zwarte bladerloze bomen.

De velden liggen er berijpt bij.

Even verder op het water

Proberen zwanen voorzichtige pasjes

op het vliesdunne ijs.

De autoradio speel country muziek

Na het laatste nieuws over een gijzeling

 

Een kunstenaar maakte onlangs

Banken en tafels gelijkende op schapen.

Welnu, ze staan hier in de wei

Onbewegelijk

Als maquettepoppetjes in het synthetisch gras

 

Dit Hollandse landschap

Van een Japanse soberheid

Deze Amerikaanse muziek

Deze natuur, die op een kunstwerk lijkt.

Waar is de tijd dat we deze dingen uitsluitend bekeken

Op eetbaarheid.