Uw kop

 

SUZY SOLIDOR

 

Mougins is zo’n typisch Zuid Frans bergdorpje, met kronkelige straatjes tussen dichtopeenstaande huizen, waar Roger Vergé zijn beroemde restaurant had  (drie sterren). Toen ik daar – alweer 20 jaar geleden – samen met mijn goede vrienden Liesbeth en Sibrand in zijn winkeltje rondkeek waar hij zijn kookcursus geeft, zijn eigen mosterd verkoopt, confitures, wijn, kookboek  in verschillende talen waaronder Nederlands), kortom alles waarop hij zijn handtekening kon zetten en ook nog wat peperdure antiquiteiten en Liesbeth zich bewonderend over een schaal boog waarop in relief asperges waren aangebracht, het geheel geglazuurd, in vrolijke kleuren beschilderd, zei ik haar: “Dan kan ik je naar een winkeltje brengen in Haut de Cagnes waar wel twintig van die borden staan,”

De volgende dag trokken we daarheen, ook om in het museum van het kasteel een tentoonstelling te bekijken getiteld: Le merveilleux dans la Photographie. Dit vooral voor Sibrand die een zeer begaafd fotograaf is.

Het was zo’n stralende winterdag in December wanneer je zo goed kunt begrijpen dat de betere standen vroeger de Côte d’Azur uitkozen om daar de winter door te brengen.

Op het pleintje voor het kasteel was een antiekmaktje ingericht met de gebruikelijke dosis troep: een kraampje met oude briefkaarten en een met oude gramofoons en platen. De zoetgevooisde stem van een oude “chanteur de charme”waaide over het plein met dat onnavolgbare zacht ingekraste “patin” van schellakplaten.

Ik kocht een boekje met foto’s uit 1900 van Cannes en Nice en Menton, waarop je zag hoe het was en nooit meer zou worden.

De fototentoonstelling was vreselijk. “Le merveilleux” bestond uit kleurenfoto’s van een autoweg bij nacht waarop je respectievelijk de gele slierten van de koplampen zag en de rode van de achterlichten. En er waren slecht geknipte fotocollages die met een surrealistische pretentie een meisje op de fiets een leuning van een wenteltrap op lieten rijden, of een dakterras waarop mensen stonden en waarbij de lucht was vervangen door een opname van bovenuit van een plein waarop wéér mensen  stonden zodat je een Esscher-achtige perspectieve vertekening kreeg. Een Franse burgerman die had gedacht zich hier met vrouw en kinderen te kunnen vermeien stond woedend tussen de collectie. “Ils montrent vraiment n’importe quoi!”Ze laten ook maar van alles zien! Ik hoopte maar dat de bewuste artiest fotograaf niet aanwezig was, anders had hij door die reactie nog  de illusie kunnen opbouwen dat hij echt kunst had gemaakt. Onbegrepen immers door de burgerij…

De permanente schilderijententoonstelling was ook niet veel soeps behalve één zaaltje dat als een juweel boven alles uitstak.

Het was een donatie van de zangeres Suzy Solidor. Portretten van haarzelf, geschilderd door onder anderen Foujita, Kees van Dongen, Picabia, Tamara de Lempicka, Raoul Dufy, Jean Cocteau, Kisling, Marie Laurencin, Yves Brayer. Boven elkaar opgehangen in drie rijen zoals ze ook hingen in haar beroemde cabarets in Parijs en later hier in Cagnes, haar laatste pleisterplaats, waar ze zelfs tot op het plafond waren uitgedijd.

Suzy, geboren in 1900 vlak bij Saint Malo in Bretagne, gaat op haar twintigste naar Parijs en wordt daar de vriendin van Simone de Bremont d'Ars, een beroemd antiquaire van de Faubourg Saint Honoré, wier huis wordt gefrequenteerd door vele schilders van de “Ecole de Paris”. En allemaal komen ze op het idee om die prachtige jonge blonde meid die Bretonse liedjes zingt bij de gitaar te portretteren. Het wordt een soort wedstrijd en het is fascinerend om te zien hoe verschillend men hetzelfde onderwerp kan benaderen.

In de jaren dertig opent ze haar eerste cabaret: “La vie Parisienne”. Tot 1960 blijft ze in Parijs. Dan besluit ze zich te installeren in Haut de Cagnes, waar ze opnieuw een cabaret opent en in 1966 houdt ze helemaal op met zingen en neemt haar oude vak van antiquaire weer op. In het winkeltje naast dat zaakje waar we nu naar binnen gingen om die borden te bekijken.

We werden ontvangen door twee dames. De jongste een mager, vief vrouwtje met kort haar die honderduit vertelde: hoe moeilijk het was om nog van die borden te vinden, hoe populair ze waren geworden de laatste tijd. Zelfs in tijdschriften stonden ze afgebeeld. Ze liet het ons allemaal zien. De catalogus van de firma uit Vallauris, die deze borden maakte omstreeks 1920. Ik heb ze altijd gekocht omdat is ze kleurig vond en mooi. Maar de meeste mensen vonden ze toen lelijk.

Voor in de catalogus zaten een stel foto’s en een oud krantenartikel over Suzy.

“Ah, dat is Suzy”, zei ze, “c’était une grande amie!”

“Ik heb haar ook gekend”, antwoordde ik, “ik heb nog bij haar gezongen in haar cabaret in Parijs”.

“Rue Saint Anne?”vroeg ze. “Nee Rue Balzac”.

“Ah, daar heb ik Madame leren kennen”, riep ze met een blik naar de oude dame die vriendelijk glimlachend in een leunstoel mee zat te luisteren.

Het zal omstreeks 1957 zijn geweest dat ik daar optrad. Suzy ontving daar elke avond de “beau monde” van Parijs. Altijd gekleed in een zwarte avondjurk met rode sjaal. Op alle tafeltjes op z’n minst champagne. Zij flaneerde daar dan tussendoor, zo hier en daar een glas pakkend en leegdrinkend, meestal daar waar de fles net leeg was zodat de klant snel een nieuwe moest laten komen om met haar te kunnen klinken. Voor allerlei beroemdheden heb ik daar gezongen. Dan stelde ze je later ook aan ze voor. Artiesten zoals Edith Piaf en Tino Rossi, Leo Ferré - van wie ik een liedje zong – Ook veel politici, mij gedeeltelijk onbekend en één keer was er de Russische prins die Raspoetin had vermoord!

Andere artiesten die daar optraden waren: Henry Brie, een Zuid Franse komiek met mediterrane grappen, Renée Passeur, de vrouw van de toneelschrijver Steve, die elke avond verscheen diep gedoken in een bontmantel en omringd door een “cour” van jonge nichten met wie ze allemaal tezamen in het piepkleine kleedkamertje verdween om daaruit weer te verschijnen in een lovertjes-avondjurk en met koolomrande ogen.

De travestiet Barbara Buick die haar artiestennaam zo had gekozen omdat een zeer beroemde stripteaseuse van dat moment Rita Cadillac heette. Verder een jongeman die de protegé was van Jean Marais en een meisje die de maîtresse was van Henri Kubnick, een bekend radio producer.

Suzy betaalde in verhouding vrij goed maar toch moest je, om als artiest te leven, per avond wel twee of drie cabarets “doen”.

Toen ik haar een keer vroeg of ik op een later moment in het programma mocht optreden antwoordde ze: “Mais mon petit Nico, je zit in één programma met het vriendje van een filmster, de vriendin van een producer, de vrouw van een toneelschrijver en mijzelf en je stáát al nummer drie. Wat wil je nog meer?!”

Als ze optrad, zong of vrolijke verhalen vertelde overrompelde ze iedereen met haar charme en de autoriteit van haar persoonlijkheid.

Het vrouwtje kwam nu aan met een fotoalbum. Allemaal beelden uit de jaren dertig.

“Toen was ik de vriendin van Suzy,”zei ze. En we zagen op de foto een beeldschone jonge vrouw met donker haar en regelmatige gelaatstrekken naast Suzy die ik nooit zo jong had gezien maar wel direct herkende van de schilderijen. Nu ik naar de vrouw naast me keek zag ik ook nu nog hoe mooi ze geweest moest zijn. Foto’s van het strand bij Deauville. Gezelschappen om tafels in clubs, met champagnekoelers en glazen.

Met een zucht sloeg ze het album dicht. We daalden af naar het tweede vertrek van het winkeltje, een trapje lager.

“Dit is onze keuken”, zei ze en ze rukte een kast open zodat we de kopjes en schoteltjes en schalen zagen staan. “Van wat hier hangt en staat verkoop ik ook haast niets, hoor. Anders wordt het me veel te kaal. Ze dienen trouwens ook om de scheuren in de muren te bedekken.”

We merkten al snel dat de prijzen dan de spullen veel te hoog voor ons waren geworden.

“Ik zal u uitleggen hoe dat komt”, begon ze. “Die vrouw van die restaurateur uit Mougins, hoe heet-ie ook weer?”Vergé”, antwoordde ik. “Juist! Madame Vergé. Die heeft bij mij een stuk of twaalf borden gekocht en peperduur verkocht aan Amerikanen. En nu koopt ze in de buurt alles op. Ik kan ook niets meer vinden en mijn eigen prijzen moeten omhoog anders koopt ze me leeg.”

“Wij zullen helaas niets bij u kopen”, zei ik.
“Dat hindert niet. Het was leuk om met jullie te praten over vroeger.”

Toen we naar buiten kwamen zagen we door de heg het naburig huis met daarop nog het bord: Suzy Solidor: Antiquaire.

Daaronder een ander bord: A Vendre.